Van oude woorden de dingen die voorbijgaan


Bij ons thuis mochten wij geen Donald Duck abonnement. Dat lag niet aan het geld want we kregen wel andere kinderbladen. Ik had eerst ‘De Engelbewaarder’, fijn rooms en later, ook rooms maar iets frisser, ‘Zonneland’.
Zonneland is me vooral bijgebleven door de lesjes Esperanto. Die lesjes voerden mij binnen in de magie van taal. Het Esperanto werd een soort geheimtaal tussen correspondentievriendinnen en voedde de fantasie dat er een taal kon bestaan waarin je met iedereen zou kunnen praten.
Maar zelfs dat wonder nam mijn verlangen naar ‘de’ Donald Duck niet weg. En zo las ik de Donald Duck gretig maar tersluiks bij een buurmeisje, bij de tandarts of bij welk bezoek dan ook. Ik genoot, bijna stiekem, van de karakteristieke Ducktaal en Ducktoon. Donald Duck sprak de taal van pret, streken, goedgemutste rebellie en stak vrolijk af tegen de brave toon van vele lagere school leesboekjes.
Nu, oud, lees ik de Donald van mijn kleinzoon. Deze week viel het verrassende nummer 50 op de mat. Een taalnummer. Dit nummer trof, voor mij, midden in de roos.
Het titelverhaal ‘Het groot Ducktee!’ loopt parallel aan het ‘Groot Dictee der Nederlandse Taal’ (zaterdag 19 december) omdat Duckstad nu eenmaal parallel loopt aan de grote wereld. Donald leert de ‘Ducke van Dale’ uit zijn hoofd, althans moeilijke woorden als abusievelijk, fuchsia, hypocriet, parallellepipedum. Hij moet en zal winnen van horkerige buurman Bolderbast. Ook die leert woorden uit zijn hoofd; exemplaren als verfomfaaien, continu en bosschage. Het verhaal knipoogt naar het echte Dictee en het jongleert met iets te grote woorden die leuk worden in een iets te klein verband.
Het nummer biedt nog meer snoepgoed voor taalfreaks. De opgevouwen middenpagina’s vormen een spreekwoorden speurplaat; tweeëntwintig Ducksiaanse personages beelden tweeëntwintig spreekwoorden/uitdrukkingen uit. Zelfs de literatuur krijgt een linkje in de Dickens-avond van Katriens damesclub.
Maar de klapper blijft de ode die dit Donald Ducknummer brengt aan de ‘vergeten woorden’, de altijd jongblijvende klassiekers in Duckstad. Het gaat om woorden die bijna méér gevoel en stemming hebben dan betekenis. Woorden zoals: deksels, drommels, lariekoek, goeie grutten, verweggistan, schobbejakken, schorriemorrie, prakkezeren, bakkeleien, vlegel. Het gaat om woorden die uit een volkse spreektaal als oproerkraaiers de nette schrijftaal binnendringen.
Het idee, zegt de ‘hoofdreduckteur’ van Donald Duck in Trouw, is ook geïnspireerd door het radioprogramma ‘De Taalstaat’ van Frits Spits, de rubriek ‘vergeetwoorden’. Ja, dat is waar. In ‘Taalstaat’ kun je een vergeten woord ‘monkelen’, ik noem maar wat, adopteren en in de aandacht houden zodat het woord niet uit de taal verdwijnt. Ik kan daarover in vervoering raken. Woorden als brokjes geschiedenis, als kunststukjes, als monumentjes opheffen; ik doe mee.
Maar dan keert het tij. In dezelfde week van de Duckse ode aan het ‘vergeten’ woord komt het Rijksmuseum met het voornemen oude, racistische woorden als kaffer en nikker uit titels en beschrijvingen op kunstwerken te vervangen. De woorden, die onze geschiedenis niet fraai representeren, moeten met harde hand de vergetelheid in geholpen worden.
Deze intentie van het Rijksmuseum snijdt met een anti-climax in mijn vertedering over geliefkoosde, oude woorden. Ik zie het ongerijmde menselijke touwtrekken tussen wenselijkheid en werkelijkheid. Blinkende, grappige geschiedenis mag blijven; lelijke, kwaadaardige geschiedenis moet van de plank. En de getuigen daarvan, de woorden, worden òf gesublimeerd òf geëlimineerd.
Maar oude woorden zijn oude woorden. Allemaal. Mooie en lelijke. Woorden verslijten. Woorden raken in onbruik en op een dag zijn ze voorbij.
Het is zoals Aaf Brandt Corstius zei naar aanleiding van het verguisde ‘me’ in plaats van ‘mijn’. Ze haalde wijlen haar vader de taalprofessor aan: als iedereen ‘me’ zegt voor ‘mijn’ is het dik in orde met het woordje ‘me’. Zo is dat in taal. Kwalitatief en kwantitatief. Als iedereen een bepaald woord gebruikt, dan is dat een levend woord. Als iedereen een woord uitbant of vergeet, dan sterft het woord. Dat is het machtige en universele van taal: wij allen maken de taal in het gebruik van alledag. En in het menselijke van taal zit ook zijn vergankelijkheid. Woorden gaan voorbij zoals mensen voorbijgaan en al hun dingen voorbijgaan. Couperus vertelt het in zijn delicate roman en wij weten het allemaal.
Misschien maar goed ook. Tenminste als ik denk aan het afgrijzen in de ogen van mijn kleinzoon als ik me in de Hema hardop afvraag of er ergens een gedienstige rondloopt. Mijn kleinzoon schaamt zich dood alleen al bij de gedachte dat ik een Hema-mevrouw zou aanspreken met ‘gedienstige’.
Hij heeft groot gelijk. Gedienstige hoort niet in zijn wereld. Zoals ook de woorden: fluks, evenveeltje, lichtmis, aanminnig, gemelijk, aanstonds, jolijt enzovoorts enzoverder. Het zijn woorden van vroeger, van nostalgie. Ik hoef hem daarmee niet lastig te vallen. Als ik mij wil vermeien in mijn nostalgie, mag ik zijn Donald Duck lezen. Dat is al een genereuze schakel tussen jong en oud.


6 reacties on “Van oude woorden de dingen die voorbijgaan”

  1. reinjohn schreef:

    Mijn gewoonte is om nergens te reageren. Maar als iets uitzonderlijk goed geschreven is maak ik graag een uitzondering. Op OBA ben ik deze kwaliteit nog niet tegen gekomen. Bijzonder aangename feestdagen toegewenst en alles wat dies meer zij.

    Like

    • Kantelpunt schreef:

      Beste Reinjohn,
      Je doet me te veel eer. Maar het is altijd leuk om een compliment te krijgen en vooral om te merken dat iemand anders oog heeft voor wat jou treft.
      Ik wens je mooie dagen en een jaar met prikkelende verrassingen.
      Hartelijke groeten.

      Like

  2. thrammy schreef:

    Mijn gewoonte is om bijna niets te lezen op alle blogs, wat natuurlijk heel dom is, want er zal zeker veel moois worden geschreven. Maar ik kom er gewoon niet toe. Eigenlijk lees ik helemaal niets (behalve jouw stukjes) en dat is ook dom, want het zorgt er natuurlijk ook voor dat niemand mijn stukjes leest, want zo gaat dat dus.
    Dit gaat over taal en dat is bij mij in de roos. Ik ben bezeten van taal, vooral van poëzie, maar ook mooie columns vind ik heerlijk. Sinds kort ben ik teruggekeerd naar mijn moerstaal, het dialect en het is heerlijk thuiskomen. Dat dialect sterft uit en dat gaat hard, maar het is niet tegen te houden. Ik bemerk dat jouw pijn wat dat betreft de mijne is, maar zo gaat dat dus.

    Prachtig stukje taal. Het heeft alles: wijsheid, nostalgie, humor en vooral heel heel taalvaardigheid.

    Hartelijke groet!

    Like

  3. Kantelpunt schreef:

    Ook jij doet mij te veel eer. Ik heb moeten nadenken over een antwoord. Ik moest mij de vraag stellen of het mij pijn doet dat vertrouwde taal (of een dialect) uitsterft. Taal is mijn vak en ik weet dat taal voortdurend vernieuwt omdat de werkelijkheid vernieuwt; eigenlijk heeft dat niets met affecties te maken. Maar het roept zeker weemoed op dat mensen, woorden, dingen voorbijgaan. Het is een onmiddellijke confontratie met onze sterfelijkheid; wij gaan voorbij.
    Je kunt het ook anders bekijken. Ik lees op dit moment ‘Gilead’ van Marilynne Robinson, een 72-jarige Amerikaanse schrijfster, de favoriete auteur van Barack Obama.
    De hoofdpersoon in deze roman, een oudere dominee, schrijft een brief (als een soort geestelijk testament) aan zijn heel jonge zoon die hem niet lang als vader zal kennen.
    Deze man spreekt consequent over de dood als ‘overgaan in onvergankelijkheid’. En langzaamaan ga je dat herkennen: ja, je gaat dood maar de mens leeft voort in nieuwe individuen, de taal sterft maar leeft voort in nieuwe taalvormen. Ofwel het fenomeen mens sterft niet, het fenomeen taal sterft niet.
    Misschien is dit een schrale troost maar beter iets dan niets.
    Met hartelijke groeten.

    Like

  4. Wllm Kalb schreef:

    Een prachtige bijdrage!
    Uw dienstwillige dienaar WKa

    Like


Plaats een reactie